Dossier: Wijk bij Duurstede
drs. L.W. Verhoef
registeraccountant
Kersengaard 13
3962 JR Wijk bij Duurstede

Aan de Raad van
Gemeente Wijk bij Duurstede
Stadskantoor
Karel de Grotestraat 30
Wijk bij Duurstede

Wijk bij Duurstede, 8 november 1997

Betreft: Jaarrekening 1996

Geachte Raad,

Zoals u bekend, heb ik u inmiddels enige brieven gestuurd over de jaarrekening 1996 van onze gemeente. Volgens de rekening en volgens de aanbiedingsbrief van het College zou er over 1996 sprake zijn van een overschot van ƒ 1.435.000. Volgens de balans zou er sprake zijn van een omvang van de reserves van ƒ 33.078.000. Naar mijn mening, en ik heb daar zeer goede redenen voor, zijn beide bedragen onjuist. Wanneer je de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten goed groepeert, optelt en aftrekt, blijkt het overschot volgens de jaarrekening niet ƒ 1.435.000 te zijn, maar ƒ 9.585.000.

Omdat het de Raad is die met de jaarrekening verantwoording aflegt aan de burgers, richtte ik mij met mijn brieven tot u als Raad. Ik vraag u daarin: "Hoeveel heeft de gemeente werkelijk overgehouden?"
Het heeft mij bijzonder verbaasd uw antwoord op deze vraag in de krant (i.c. de Wijkse Courant van 5 november j.l.) te moeten lezen zonder tevoren eerst zelf antwoord van u te hebben ontvangen in de vorm van een aan mij gerichte brief.

Blijkens de Wijkse Courant luidt uw antwoord: "De raad ziet dan ook geen reden om terug te komen op de jaarrekening 1996 of delen daarvan! Het antwoord op de vraag van de heer Verhoef "Hoeveel heeft gemeente werkelijk overgehouden" luidt: Dit saldo was, is en blijft ƒ 1.434.534."

Uw antwoord komt mij uiterst merkwaardig voor en wel om verschillende redenen.
Voorafgaand aan uw meningsvorming over de door mij opgeroepen kwestie heeft het College mij een reactie toegestuurd met zijn brief d.d. 25 september j.l. In zijn brief liet het College mij weten dat er inderdaad baten en lasten buiten de rekening zijn gelaten tot een bedrag van ƒ 8.151.000, zodat de gemeente inderdaad niet het bedrag van ƒ 1.435.000 heeft overgehouden, maar wel degelijk de door mij berekende ƒ 9.585.000. Het College verwijst in zijn brief zelfs naar de opsomming die in de jaarrekening opgenomen is van de baten en de lasten van per saldo ƒ 8.150.000 die niet in de rekening opgenomen waren. Deze opsomming had ik overigens zelf ook al ontdekt; in mijn eerste brief over deze kwestie had ik daarnaar al verwezen. Ook geeft het College in deze brief toe dat inderdaad de afschrijvingslasten te laag berekend zijn; dat inderdaad verschillende verplichtingen voor verkeerde bedragen of zelfs in het geheel niet in de jaarrekening zijn opgenomen, zodat de daarmee samenhangende kosten ook verkeerd in de rekening opgenomen zijn; dat inderdaad onder de rentelasten niet-bestaande en dus gefingeerde rentelasten van ƒ 220.000 zijn opgenomen.
Deze reactie is ook merkwaardig, omdat ook de accountant van de gemeente mij inmiddels bevestigd heeft dat het saldo van de baten en de lasten volgens de jaarrekening inderdaad ƒ 9.585.000 is.

Betreffende de brief van het College van 25 september heb ik inmiddels begrepen dat deze door uw accountant geconcipieerd is. Er is dus geen verschil van mening tussen het College en uw accountant.

Om bovenstaande redenen verzoek ik u uw antwoord aan mij te heroverwegen. Ik stel nog steeds een beantwoording van mijn eerdere brieven en ook van deze brief door middel van een aan mij zelf gerichte brief op prijs.

In uw vergadering van 11 november a.s. dient u te beslissen over de bestemming van het voordelige saldo van de baten en lasten over 1996. Dit saldo is dus niet ƒ 1.435.000 maar ƒ 9.585.000 (afgezien van de fouten in de berekening van diverse baten en lasten). Het lijkt mij goed dat u daarmee rekening houdt.

Met vriendelijke groet,

L.W. Verhoef